Bekentenis

Laat ik het maar bekennen: ik haat reclamejongens, PR-meisjes, voorlichters en aanverwante functionarissen (rpva). Het volgende voorbeeld moge dit duidelijk maken.
Station Vlaardingen-oost is het treurigste station van Nederland. Je staat er op het perron weg te waaien en te vernikkelen van de koude. Met tegeltjes, gekocht bij de Gamma, wachthokjes met wafelijzer-banken en glas dat 5 centimeter boven de tegels ophoudt (kouwe voeten!), is nog een poging gedaan het de reiziger naar de zin te maken, maar het blijft behelpen.
Aan het begin van de NS-zomerdienstregeling worstelde ik mij op een kille maandagochtend de trap op. Bovenaan stond een oudere NS-medewerker, wat kalend, met een te sportief jack voor zijn leeftijd en op zijn rug de tekst: ‘NS-promotieteam’. Hij overhandigde mij een kubusvormig kartonnen doosje, waarin een bloempotje met twee bolletjes en een samengeperst stukje aarde.
Een ‘grondtablet’, aldus de verpakking, die beloofde dat de bolletjes zouden uitgroeien tot ‘geluksklaver’, wanneer ik het volgende zou doen: potje vol water gieten, overtollig water afgieten, bolletjes in de potgrond duwen, potje op een lichte, warme plaats zetten en regelmatig water geven. Voorts ronkte de tekst: ‘De trein missen is er niet meer bij’ vanwege de verdubbeling van het aantal treinen in de spits op het traject Rotterdam-Vlaardingen, en: ‘Da’s geluk hebben’.
Allemaal heel mooi, alleen ontbrak de informatie dat de uitbreiding werd verzorgd door de SpitsPendel, een experimentele trein die in de volksmond terecht Statrein is gedoopt, omdat hij minder zitplaatsen bevat. Bovendien zijn de reguliere treinstellen verkort, zodat sindsdien ook de gewone treinen in de spits op hun experimentele broertjes lijken.
Nu had je vroeger in voetbalstadions staanplaatsen: die waren goedkoper dan zitplaatsen, maar zo rekenen ze niet bij de geprivatiseerde NS. En ook de mededeling, die – geloof me of niet – deze maandag door de luidsprekers schalde: ‘De trein naar Rotterdam heeft een vertraging van ongeveer 5 minuten’, verraadt een diepe minachting voor het feit dat 1 en 1 in het algemeen 2 is.
Met die NS’er had ik medelijden. Twintig jaar had de man, zo bleek, een respectabele baan gehad als ‘meester’ op de bok. Duizenden passagiers had hij vervoerd, maar hij kon niet meer zo goed mee (een malus-gevalletje dus). En nu mocht hij een idee uitvoeren, bedacht door een rpva-yup met Saab, die na een cursusje creativiteit op de Veluwe, met een snelheid van 120 kilometer per uur op weg naar huis had bedacht: ‘De NS gaat ervoor.’ Waar heb ik die slogan eerder gehoord?
In Rotterdam miste ik mijn aansluiting naar Utrecht niet; door schade en schande wijs geworden, reken ik al met een overstaptijd van 20 minuten. Godzijdank rijdt op dit traject nog geen dubbeldekker, want in die trein zit je beneden met je knieën tegen je tegenzitter (waar ik soms geen bezwaar tegen heb); boven is het benauwd, zijn de banken te laag, waardoor je rugpijn krijgt, zit je op de raamplaatsen met je kop tegen het plafond, en de eerste klas onderscheidt zich alleen in kleur van de tweede.
Aangekomen in Utrecht vertelde ik het verhaal aan iedereen die het maar wilde horen. ‘Denken ze nu echt bij de NS dat ze treinpassagiers voor de gek kunnen houden met een lullig bloembolletje? Dat produkt van ze deugt niet. Als ik een auto had, zou ik nog liever een uur in de file staan. Wat een minachting voor…’ en zo raasde ik nog vele minuten door.
O, had ik maar een Saab.

(NB Deze column is niet gepubliceerd in het Rotterdams Dagblad, maar in Trajectum, het blad van de Hogeschool Utrecht)

  • Geen Trackbacks
  • Reacties (0)
  1. Nog geen reacties