Petrouchka en de Notenkraker in de keuken

Paspoort Jacqueline van Es
Jacqueline van Es (Rotterdam, 1947) volgde een opleiding aan de Rotterdamse balletopleiding van Nel Roos. Op haar zestiende kwam daaraan abrupt een eind, toen haar knieën te zwak bleken. Ze leerde voor verpleegster aan de Daniel den Hoed, nam zanglessen, verhuisde in 1968 naar Vlaardingen, danste bij de Vlaardingse balletschool van Annabel Judels en is sinds 1998 gemeenteraadslid voor de VVD.
Met een celliste, actrice en zangeres in de familie en een moeder die pianolerares was (‘Ik ben geboren onder de vleugel en grootgebracht met muziek en verhalen’) kon het niet uitblijven. Na een ‘winterslaap’ van 25 jaar creërde ze, samen met haar tweede echtgenoot Jos Werkman, een eigen podium. ‘Eindelijk doe ik wat ik leuk vind. Mijn familie zegt: Je bent weer de Jacqueline van vroeger, die graag met kunst en optreden bezig is.’

Paspoort Jos Werkman
Jos Werkman (Vlaardingen, 1951) zat op de LTS (elektrotechniek), volgde de kappersopleiding en knipte zijn eerste klant in dameskapsalon Sjatinellie. In 1975 begon hij voor zichzelf. Alhoewel de deur hem een ‘hairstyler’ noemt, vindt hij zichzelf ‘gewoon kapper’. Zelfs klanten die inmiddels in Portugal en België wonen, laten hun kapsel nog door hem fatsoeneren wanneer ze op bezoek zijn in hun oude geboorteplaats.
Met de Groningse drukker en grafisch kunstenaar Hendrik Nicolaas Werkman in de familie moeten Jos’ genen wel geprogrammeerd zijn op creativiteit. En dat klopt ook wel. Op zijn elfde kreeg hij zijn eerste gitaar. Sindsdien schrijft hij liedjes, speelt in tal van muziekgroepen, schildert en schrijft gedichten. Zijn drijfveer ontleent hij aan het levensmotto van zijn beroemde familielid: ‘Uit innerlijke noodzaak geboren.’ Zelf, iets minder hoogdravend: ‘Maar het is ook een stukje geiligheid en de drang om te vermaken.’

Petrouchka en de Notenkraker in de keuken

Kiki: ‘Het was heel leuk (en een beetje eng).’
Tina (in hanenpoten): ‘ikvinpoppuhleuk.’
Simon: ‘Ik zou het zelf ook wel willen kunnen.’
Sandra: ‘Wat een heerlijke zondagmiddag. Zo helemaal in een andere wereld. Jullie zijn ware magiërs.’
Een bezoeker (type vrachtwagenchauffeur): ‘Het is net of ik in de Efteling geweest ben.’

Sinds 2001 heeft Vlaardingen naast de Stadsgehoorzaal en het Roth Theater nog een derde theater. Op zondagmiddag en donderdag voor basisschoolleerlingen gaat de eettafel in de grote woonkeuken van Jos Werkman en Jacqueline van Es aan de kant. Dertig stoeltjes worden uitgeklapt, er klinkt gedempt zigeunermuziek en het publiek neemt plaats: de schoolklassen rumoerig, de volwassenen wachtkamerstil.

Als het licht uitgaat en het donderrode doek wegschuift, voltrekt zich een metamorfose. De keuken, met de kookboeken keurig in het gelid op de koelkast, wordt theater; kapper Jos is ineens een magiër, Jacqueline verandert in een prima-ballerina en Vlaardingen verschuift oostwaarts naar Rusland. De schoolkinderen worden meegevoerd naar een wereld, waarin i-pod en gsm nog niet bestonden. En de volwassenen gaan terug naar hun kindertijd.

Het begon allemaal toevallig – met de verzuchting ‘Kunnen we dat niet eens bij ons doen?’. Een kennis was na een werkbezoek aan Brazilië teruggekomen met een stapel dia’s. Jos en Jacqueline waren onder de indruk en wilden die ook aan anderen laten zien. Ze sloopten een keukenwandje en maakten een podium. Die eerste lezing smaakte naar meer. Onder de naam ‘Tussen de schuifdeuren’ organiseerden ze tal van andere (dia)lezingen, nodigden musici en muziekgroepen uit, boden onderdak aan een talkshow en forumdiscussie. Zo speelde Berry Lussenburg er een try-out van zijn cabaretprogramma, Perry Moree vertelde over de VOC en Elly Dijkshoorn zong tuttige liedjes. Geleidelijk ontstond een echt theater met licht- en geluidcabine, decors en spotjes.

Ook het vervolg op de schuifdeuren begon toevallig. Nu was de verzuchting: ‘Da’s leuk, maar da’s zo saai, alleen piano.’ Neef Martyn van der Hoek prikte een vorkje mee en vertelde dat hij in Athene een concert zou geven met de Notenkrakersuite van Tchaikovsky en Petrouchka van Strawinsky. Het kwartje viel: een try-out in Vlaardingen, bestaande uit muziek aangevuld met poppenspel en dans. Een mooie combinatie voor de passies van Jos en Jacqueline. Petrouchka is immers de Russische variant op de tragikomische clown Pierrot en het is evenals de Notenkraker een ballet.

Jos was altijd al ‘dol op clowns’ en had als hobby het maken van zogeheten karakterpoppen. Geen Barbie of Ken, maar figuren als de hofnar, geisha, fotograaf met statiefcamera, samoerai en ook fantasiepoppen: een embryo in een schelp, een hoofd ‘groeiend’ uit een gevorkte tak. En Jacqueline zag haar kans schoon om haar oude balletdroom te verwezenlijken. Weliswaar niet in het Bolshoi Theater, maar in theater ‘De Zwarte Doos’, de nieuwe naam van ‘Tussen de schuifdeuren’.

Drie hectische maanden volgden na dat dineetje. Jos fabriceerde marionetten en naaide kostuums, Jacqueline maakte maskers en schreef een choreografie. Er kwam een poppenkast en op 17 maart 2005 vond de première plaats: zonder enige repetitietijd en met neef Martyn aan de piano. Sindsdien verzorgden Jos en Jacqueline tientallen voorstellingen, met de muziek op cd. Voor schoolkinderen alleen Petrouchka; voor groepen als de Rotary en zondags in combinatie met de Notenkrakersuite.

Als het licht uit is en het doek op, wordt daar aan de Havenstraat een magische wereld geschapen. Jacqueline in lange, zwarte japon met lovertjes, neemt plaats in een antieke stoel en begint voor te lezen. Afwisselend vertelt en danst ze het verhaal van de notenkraker en de muizenkoning. Hoe Clara een notenkraker van haar oom krijgt, hoe een leger van tinnen soldaatjes onder leiding van de Notenkraker de Muizenkoning doodt en hoe er feest wordt gevierd.

Met een masker op stok voor haar gezicht tranformeert ze tot suikerfee, Arabische prinses, Chinese danseres en bloemenkoningin, ze danst een Russische gopak, maakt sierlijke pas de bourrée en spreidt haar japon zijwaarts, wat een jeugdige bezoeker eens deed opmerken dat ze zo op Spiderwoman leek. Bij de dansende prinses wordt het licht gedimd en staat ze in een wolk van zeepbelletjes. Het is jammer dat de opdrachtgever van het ballet, tsaar Nicolas III, niet meer leeft. Verzot op sprookjes had hij er vast van genoten.

Al even magisch – het woord duikt regelmatig op in het gastenboek – is Petrouchka. Ondanks de bepaald niet eenvoudige muziek van Strawinsky weet de voorstelling zelfs de meest notoire belhamels de mond te snoeren. ‘Onderschat kinderen niet’ zegt Jacqueline. ‘In eerste instantie zeggen leerkrachten dat de voorstelling van veertig minuten een te lange spanningsboog heeft. Nou, niet dus! We hebben klassen gehad, die na afloop klapten: nog een keer. Kinderen worden ontzettend onderschat. Ze komen soms binnen als een stelletje wilde beesten en zijn binnen twee minuten doodstil.’

Dat gebeurt als Jos, verkleed en geschminkt als Oosterse magiër met lange grijze puntbaard en tulband, met zijn toverfluit verschijnt. Jacqueline vertelt dat we op een marktplein zijn, waar carnaval wordt gevierd. In de kast spelen de marionetten het verhaal over de onbeantwoorde liefde van Petrouchka voor de Ballerina en zijn rivaal Moriaan. Ze kunnen veel, die marionetten. Dertien draadjes laten ze stampvoeten, springen, lopen, buigen. Ook een spagaat lukt moeiteloos, maar een pirouet draaien, zoals in het echte ballet, gaat – logisch – boven hun macht.

Het poppenspel wordt afgewisseld met een videoprojectie op het dieprode doek van de poppenkast. We zien in een wilde montage vage beelden van de Vlaardingse kermis met feestende mensen, een drumband, cakewalk, volksdansen. De combinatie werkt vervreemdend: Vlaardingse kindertjes op een springkussen onder begeleiding van Strawinsky’s larmoyante muziek. Aan het eind komen Petrouchka en Moriaan uit de kast, op de rand van het podium vechten ze, Petrouchka wordt gedood. Ooit riep een meisje uit groep 8 bij deze scène: ‘Kan niemand bellen? Doe wat!’

En dan gaat het licht aan; het sprookje is uit, de betovering verbroken. Jos trekt de baard en snor van zijn gezicht af, de bezoekers mogen op en achter het podium kijken, Jos demonstreert hoe je marionetten tot leven wekt. De tijdens de voorstelling matte Rotarians blijken toch diep onder de indruk te zijn geweest en allochtone kinderen vragen de spelers het hemd van het lijf (Jacqueline: ‘Die zijn grootgebracht met verhalen’). Kiki, Tina, Simon en Sandra schrijven in het gastenboek. Maar die vrachtwagenchauffeur wil niet achter de coulissen kijken; hij wil blijven dromen.

  • Geen Trackbacks
  • Reacties (1)
    • A. Ouvrier
    • 14 november 2010 5:47pm

    Ik wil u er even met nadruk op wijzen, dat Jos Werkman beslist geen familie is van de graficus Hendrik Nicolaas Werkman, maar afstamt van een Groningse dagloner.

    Wellicht wilt u dit in uw blog corrigeren.

    Met vr. gr.

    A. Ouvrier