Ontmoetingen

Rotterdam, centraal station, 7.30 uur. Ik drink slappe koffie uit een slap kartonnen bekertje, dat duidelijk klem heeft gezeten. Naast mij zit een keurige meneer, gekleed in een keurig costuum, met een keurige attachékoffer. Mijn oog valt op zijn sokken. Ze zijn beige en dragen het opschrift Tanzania, omgeven door afbeeldingen van tijgers, panters en andere wilde dieren. Ik had willen vragen: Bent u wel eens in Tanzania geweest? Dat is toch geen domme vraag om 7.30 uur op het station van Rotterdam? Maar ik doe het toch maar niet.

Rotterdam-Alexander, intercity naar Utrecht. Naast mij legt een mevrouw een bos gele bloemen neer. Ik ben in een jolige bui en zeg: ‘Goh, wat aardig dat u bloemen voor mij heeft meegebracht.’ Ze antwoordt wat afgemeten: ‘Ja, er zijn nog aardig mensen’, trekt haar jas uit, legt de bloemen (die gelukkig niet lekken) in het bagagerek, gaat zitten en verdiept zich de rest van de reis in het liefdesleven, de hypotheekperikelen en de liefdesbaby’s van het Nederlandse artiestendom. Ik had willen vragen: Voor wie zijn die bloemen bestemd? Dat is toch geen brutale vraag, als je in een jolige bui bent? Maar ik doe het toch maar niet.

Vlaardingen, zaal Harmonie, 23 uur. Ik hang aan de bar, drink een biertje en vang flarden van een geprek op. Een meisje met kunstmatige krullen vertelt tegen de portier: ‘Ik lag helemaal in een scheur… Hij heeft geen cent te makken… Op een gegeven moment zeg ik, ik zeg: rot op, zeg ik… Echt zo van, nou ja, we hebben zo gelachen… Staan we te tokken, die zegt zo van, die zegt nou…’ Ik had willen vragen: Jongedame, wilt u wat langzamer spreken, dan kan ik uw briljante monoloog precies opschrijven en verwerken in mijn column in Trajectum. Dat is toch geen domme vraag, als je columnist bent? Maar ik doe het toch maar niet.

Schiphol, intercity naar Amsterdam, 9.05 uur. Aan het raam zit een stevige man met een beginnend buikje, kalend, grijs baardje en snor, jack met veel zakken. Zijn koffer, die op de grond staat, is bezaaid met baggage tags uit Bangkok, Hongkong en Shanghai. Onder het hengsel door is om de koffer een groene tape getrokken met het opschrift Bangkok International Airport Security checked. Ik kijk naar ’s mans nogal vlezige nek en heb macabare fantasietjes. Ik had willen vragen: Is deze koffer soms leeg, of: Zit er een dubbele bodem in? Dat is toch geen rare vraag aan iemand die met een koffer uit Bangkok komt? Maar ik doe het toch maar niet.

Sneltrein naar Amsterdam, ter hoogte van Heemstede-Aerdenhout, 1e klas, 16 zitplaatsen. Twee vrouwen van het type ‘Alle mannen willen maar één ding’ praten achtereenvolgens over barnsteen, salsa, schoenen en bespreken op gedempte toon het geluk van een derde. Dat gaat zo: “Haalt er dingen voor haarzelf uit… Zit een stukje idealisme bij… Komt redelijk goed over… Hij heeft zoveel agressie… Ik heb zoiets van: je moet je eigen weg gaan… Je moet dat loslaten, hè…’ Ik had willen vragen: En dames, wat is dat ene ding, dat mannen willen? Is dat een vraag of niet? Maar ik doe het toch maar niet.

Utrecht, intercity naar Rotterdam, tijdstip vergeten. Tegenover me neemt een meisje plaats met hetzelfde krullende kapsel als ik heb; alleen is het niet zo grijs. Ze pakt een Harlequin pocketboekje uit haar tas met de titel Verwarrende fantasieën en begint te lezen. Wanneer we Rotterdam naderen, slaat ze het boekje dicht en zucht. Alhoewel ze het boekje nog niet uit heeft, had ik willen vragen: En, krijgen ze elkaar, leven ze nog lang en gelukkig? Dat is toch geen impertinente vraag als een column ten einde is? Maar ik doe het toch maar niet.

  • Geen Trackbacks
  • Reacties (0)
  1. Nog geen reacties