Dit is een column

Bij ons op school leren de studenten alles over de journalistiek. Een oud-wethouder, die ik nog uit mijn krantentijd kende, vroeg mij eens tijdens een toevallige ontmoeting: ‘Wat leren ze nou bij jou op school?’ Ik zei: ‘Stel: je hebt iets gehoord. Dan ga je naar Jantje en vraag je of het waar is. Vervolgens hol je naar Pietje en vraag je of of het waar is, wat Jantje zegt. En dan smijt je beide verhalen in de krant.’ De wethouder meesmuilde: ‘En doen ze daar vier jaar over, om dat te leren?’
Had de man gelijk: moet je daar zo lang over doen? Want journalistiek, hoe ingewikkeld en geleerd daarover bij ons op school wordt gepraat, is au fond niets meer dan een veredelde vorm van roddel en achterklap. En dat vak beheerst toch iedereen. Zegt de een: ‘Die buurvrouw is wel een slordevos. Die kinderen van haar lopen met vuile kleren rond.’ Of, fluisterend, met een veelbetekenende hoofdknik naar de buurman: ‘Zeg, heb je gehoord, dat hij het stiekem met een meisje van kantoor houdt? Schande hè?’
Toen Laurens Janszn Coster nog niet zijn letter, gesneden uit een boombast, op het natte zand had laten vallen, vertelden de mensen elkaar dit soort verhalen. Sinds de uitvinding van de boekdrukkunst verschijnen ze ook in druk. Gelukkig maar, want zo is er niets nieuws onder de zon, en dat is een geruststellende gedachte. De krant heeft er echter wel voor gezorgd dat het repertoire enorm is uitgebreid. We roddelen nu niet alleen meer over de buren van tweehoog, maar ook over het bandeloze leven van Heleen van Royen, het hoerenlopen van Rob Oudkerk en de borsten van Georgina Verbaan.
Wat heb ik liever: die ouwe roddelverhalen of de moderne communicatieve figuratie? Ikzelf geef de voorkeur aan de moderne achterklap en wel hierom. Bij de ouwe dorpsroddel is de informatie controleerbaar. Heb je net gehoord dat Vrouwtje Takkenbosch is overleden, zie je haar met twee suikerbollen door de dorpsstraat lopen. Maar bij de krant weet je nooit of iets waar is. Dat is heel plezierig, want volgens mij doet het er ook niet toe. Ik zeg altijd: het hoeft niet waar te zijn, als het maar een mooi verhaal is.
Blijft de vraag wat de studenten op school leren. Welnu, ze leren, dat je hij wordt schrijft en niet hij word, maar wel weer ik word; dat je niet iemand Jansen of Janse moet noemen als hij Janssen heet; dat je niet moet schrijven, dat je gehoord hebt van A, die het weer gehoord had van B, die het weer gehoord had van C, dat de wethouder boos de raadszaal verliet, terwijl hij in werkelijkheid alleen maar even naar de wc liep, zij het met forse stap, maar dat kwam omdat hij hoge nood had; ad infinitum. Dat zijn allemaal geen simpele dingen, dus je mag er best vier jaar over doen om dat te leren.
Met al deze ingewikkelde eisen heeft een columnist gelukkig niets te maken. Hij mag fantaseren, liegen, verdraaien, beschuldigen, beledigen, pesten, treiteren, zeuren, dom kletsen, Jantje uitgebreid citeren en Pietje doodzwijgen. Eigenlijk is een columnist een journalist, die er niets van kan. En daarom is dit een column en ben ik een columnist.

  • Geen Trackbacks
  • Reacties (0)
  1. Nog geen reacties