Shell Venster

Mini en Maxi helpen het milieu
Vraag: waar slaat deze zin op?
Antwoord:
1. het is de titel van een nieuw programma van het bekende komische duo,
2. de naam van een dameskledingzaak
3. de populaire aanduiding van bestuurbaar horizontaal boren met de maxi en minirig.

Martin Visser van Visser & Smit Hanab in Papendrecht geeft het juiste antwoord: ‘De bestuurbare horizontale boormethode, die in Amerika is ontwikkeld omdat ze goedkoper en sneller is, wordt in Nederland uit milieutechnische overwegingen toegepast. Met de huidige milieu-eisen past zo’n boring heel goed in het plaatje.’

Een voorbeeld. Onder het Amstelpark en de Amstel te Amsterdam moest in 1987 een hoogspanningskabel worden gelegd. Een tracé van zeshonderd meter dwars door fraai groen, speeltuin, vijvers en de idyllische Amstel. De methode van horizontaal boren voorkwam, dat een dragline een langzaam herstellend lidteken zou achterlaten. De mannen van Visser & Smit Hanab kwamen met de maxirig, lieten haar als een mol de grond induiken en stuurden haar zeshonderd meter verder naar boven. Ze gingen elf meter diep, maar ‘we gaan wel ’s een stuk dieper. In Nederland zijn wij tot zestig meter gegaan’, zegt Martin Visser, die bij het Papendrechtse bedrijf verantwoordelijk is voor public relations en marktonderzoek (‘Ik doe hier van alles’).

Horizontaal bestuurbaar boren werd vijftien jaar geleden in het  Amerikaanse Texas ontwikkeld door Titan Construction Corporation. In 1978 nam Visser & Smit Hanab aan de overkant van de oceaan een kijkje. Omdat de nauwkeurigheid te wensen overliet (‘In Texas kijken ze niet op een meter.’) gingen de Nederlanders onverrichterzake naar huis. Vijf later was het systeem inmiddels zo geperfectioneerd, dat het wel in Nederland bruikbaar was. Sindsdien heeft Visser & Smit Hanab in West-Europa met de maxirig twintig boringen uitgevoerd en een jaar geleden zelf een verkleinde versie, de zogeheten minirig, ontwikkeld en geconstrueerd.

De methode werd in de Nederland voor het eerst in 1984 toegepast toen in opdracht van de Nederlandse Gasunie de Rotte moest worden overgestoken. Ook in Hoek van Holland werd het apparaat ingezet bij het doorboren van de duinen, het strand en de zeebodem in opdracht van een  oliemaatschappij. Maar daar ging iets mis. Volgens de berekeningen moest de boorkop op de plaats van bestemming zijn aangekomen. ‘We hebben ons met duikers wezenloos gezocht’, vertelt Martin Visser. ‘Maar we konden de boorkop niet vinden. Uiteindelijk bleek hij tot ieders verbazing zeventig meter naar rechts te zijn uitgekomen. We hebben ‘m tweehonderdvijftig meter teruggetrokken en corrigeerd, maar de tweede keer kwamen we weer verkeerd uit.’

Het raadsel werd ontrafeld door een ’ouwe pikkebroek’. De man raakte in gesprek met de boorploeg, hoorde het verhaal en sprak het verlossende woord. De man wist zich te herinneren dat er een wrak onder de zeebodem lag. Bij onderzoek van oude wrakkenkaarten bleek dat te kloppen. Opnieuw werd er geboord, rekening houdend met het magnetisch veld van het wrak, en ditmaal was het bingo. Martin Visser: ‘Daar hebben we lering uit getrokken. Toen we bij Zoetermeer onder de rijksweg door moesten, hebben we tevoren gekeken naar de invloed van de magnetische velden op het positiebepalingssysteem, omdat er een spoorlijn langs de rijksweg loopt. Daar ging het goed.’

Tussen het mini en maxi paradepaardje en het prille begin van het bedrijf liggen ruim honderdtwintig jaar. Omstreeks 1868 begon de overgrootvader van Martin Visser als metselaar in Baanhoek. Hij maakte watertorens, pompstations en filterbedden. Rond de eeuwwisseling was de familie Visser inmiddels eigenaar van diverse waterleidingbedrijven, die later door de overheid zouden worden overgenomen (de laatste in Leerdam). Smit was opzichter in de Hoekse Waard. In 1927 besloten Visser en Smit hun samenwerking te formaliseren in een aannemingsbedrijf. Ze bouwden onder meer kademuren en fabrieken. Na de Tweede Wereldoorlog begonnen ze zinkers te leggen (de bekendste onder de Coolhaven in Rotterdam) en beton te gieten voor viaducten.

In de jaren vijftig, bij de overschakeling naar aardgas, ‘kwam de grote boom’. ‘Aardgas is veel droger, waardoor de oude leidingen begonnen uit te drogen en te lekken’, legt de achterkleinzoon van de oprichter uit. ‘Zo is het gegroeid en gegroeid.’ In 1970 nam Volker Visser & Smit over, dat acht jaar later werd gesplitst in een apart bouw- en leidingenbedrijf. Tenslotte kwam concurrent Hanab, een Stevin-bedrijf, erbij door de fusie van Volker en Stevin. Het leverde een sterke combinatie op, omdat Hanab meer in het buitenland had geopereerd en Visser & Smit in het binnenland.

Visser & Smit Hanab telt 1150 personeelsleden. De omzet bedraagt 180 miljoen gulden, waarvan 20 miljoen in het buitenland wordt gerealiseerd. De hoofddirectie zetelt in Papendrecht. Verder zijn er vestigingen in Veendam, Lienden, Valkenburg (ZH), Papendrecht, Engeland en België (twee zusterbedrijven).

Begonnen met het bouwen van watertorens houdt het bedrijf zich thans bezig met het leggen van zinkers, ondiepwater-, afvalwater-, transport- en gasdistributieleidingen; boringen en doorpersingen, aanlandingen en uitmondingen, bouw en onderhoud van mechanische installaties, bestuurbare horizontale geboorde kruisingen, stads- en wijkverwarming, offshore onderhoud en reparaties, kabelwerken en industriële kabelaanleg.

Het zijn werkzaamheden, waarbij soms in een uiterst kwetsbare milieu moet worden geopereerd. Maar Martin Visser (sinds 1970 in dienst, buitenland ervaring: een jaar Engeland, vier jaar Oman) hoor je niet schelden op de milieu-eisen van de overheid. ‘Milieu-eisen zijn niet altijd kostenverhogend’, meent hij. ‘Ze geven vaak een aansporing om te gaan denken over nieuwe technieken, hoewel wij daarmee altijd bezig zijn.’

Hij geeft als voorbeeld een werk in de Waddenzee. Het bedrijf ontwikkelde een speciale legmethode voor het ingraven van twee buizen en een kabel. Een kleine zuiger groef er de sleuf. Pal achter de zuiger voer het legponton dat de buizen en kabel in de sleuf legde. En direct daarna werd de sleuf weer aangevuld met het opgezogen zand. Het was een ongebruikelijke methode, want een zuiger kan veel sneller werken dan een legponton. Meestal is de zuiger al lang klaar als het legponton nog bezig is en wordt de sleuf pas later opgevuld.

Het aanpassen van de capaciteit van de zuiger aan het legtempo van het ponton werd in de Waddenzee gedaan om het bestaande bodemprofiel zo snel mogelijk te kunnen herstellen. Dat had als bijkomend voordeel, dat een kleinere en goedkopere zuiger kon worden ingezet. Martin Visser: ‘Door het zandtransport te beheersen houd je de bodem zoveel mogelijk stabiel. Bij een sleuf die lang open ligt, loop je het risico van ongewenste zandbewegingen, waardoor nabijgelegen mosselpercelen naar de knoppen zouden gaan.’

Ook bij gestuurd horizontaal boren snijdt het mes aan twee kanten. De bovengrond blijft ongeschonden (‘Milieutechnisch is dat ding onzettend vriendelijk’) en ondergronds gaat het werk sneller. ‘Je hoeft geen dijken open te gooien, te baggeren of op vergunningen van Rijkswaterstaat te wachten. Bij gestuurd horizontaal boren spreek je over weken, bij een conventionele methode over maanden. De scheepvaart weet geen eens, dat je bezig bent. Net als een mol ga je door de grond.’

Zo merkten in de 1e Petroleumhaven de schepen dit jaar niet dat er op 23 meter onder de havenbodem een HDPE-buis (doorsnede 400 mm, wanddikte 36,4 mm) werd getrokken. Het boren nam een maand in beslag, voor het totale werk was twee maanden nodig. Over een lengte van 830 meter, beginnend ter hoogte van steiger 11 en eindigend ten noorden van steiger 19 boorde het bedrijf schuin in noordoostelijke richting. Martin Visser noemt het ‘een routineklus’. ‘Het voordeel was hier, dat de raffinaderij gewoon kon doordraaien. En de schepen konden de haven in en uit.’

Visser & Smit Hanab werkt al veertien jaar voor Shell Pernis. De werkzaamheden (14 miljoen gulden per jaar) bestaan uit bouwkundige werken, riolering, leidingwerken en kabelaanleg. Grote werken waren een zuiveringsinstallatie (20 miljoen gulden), twee gasturbine installaties (15 miljoen) en een smeeroliecomplex (8,5 miljoen). Het ingewikkeldste werk was de aanleg van zevenhonderd kilometer kabel (4,5 miljoen) in 1986 voor het Shell Hycon Project. Martin Visser: ‘Dat was een heel grote klus. Het was zo interessant vanwege de omvang. Omdat het zo groot en gecompliceerd was, hebben we een computerprogramma ontwikkeld voor de meest efficiënte indeling van het werk.’

Computerprogramma, minirig-gestuurde boringen, bestuurbare horizontale boringen enz.: komt de mens er nog aan te pas bij Visser & Smit Hanab?
Martin Visser: ‘Als de rig vastloopt of het gaat moeilijk, blijft de computer papier uitspuwen. Daarom is er een boormeester, want het corigeren blijft handwerk. De vakman zit er nog steeds bij.’

  • Geen Trackbacks
  • Reacties (0)
  1. Nog geen reacties